Er kan maar sprake zijn van schriftvervalsing wanneer er een geschrift is, waarin de waarheid vervalst werd op een manier die de wet omschrijft en waarbij een mogelijk nadeel werd veroorzaakt. Daarbij zijn twee soorten vervalsingen mogelijk; een materiële en een intellectuele valsheid. Bij de materiële valsheid is het geschrift in zijn materialiteit onwaarachtig, bijvoorbeeld door te laten uitschijnen dat het opgemaakt is door een bevoegd persoon terwijl dit niet zo is. Bij een intellectuele valsheid stemt de opgenomen inhoud in het geschrift niet overeen met de waarheid. Naast de valsheid die moet worden vastgesteld, moet ook een bijzonder opzet worden aangetoond. Er moet met name een bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden zijn op het ogenblik dat de valsheid werd begaan.